Kasteel Keppel     

  

Kasteel bewonen is geen luizenleventje. Dienstmeisjes, kamerheren en butlers zijn verleden tijd. Wie denkt dat wonen op een kasteel een luizenleventje is, heeft het mis.

De adel van tegenwoordig heeft een dagtaak aan het omspitten van het landgoed, het opruimen van de kronkelige kelders en het uitbaggeren van de slotgracht. Barones Van Lynden weet er alles van: "Ik zit hier echt niet de hele dag als een prinses thee te drinken. Het is keihard werken, zo'n kasteel."

 

Erfgenamen van Kasteel Keppel, barones en baron Van Lynden-Rutgers van Rozenburg.

 

  

 

Hadden de voorouders van baron Van Lynden nog 36 man personeel, tegenwoordig moeten hij en zijn vrouw het met z'n tweetjes klaren om het 13.000 m 3e grote huishouden draaiende te houden. "Wij hebben misschien dezelfde klusjes als in een doorsnee huis, alleen dan alles in het tienvoudige vanwege de enorme oppervlakte", legt de barones uit. "Heb ik motten, dan is het wel op een zolder van 30 bij 30 meter. En muizen kunnen hier ook overdag hun gang gaan. Ik kom immers niet elke dag in iedere kamer." Niet zo gek als je bedenkt dat Kasteel Keppel beschikt over 9 slaapkamers, 3 badkamers en 9 zitkamers. Bovendien ontbreekt het in een kasteel aan veel gemakken die wel te vinden zijn in een modern huis, zoals goede sanitaire voorzieningen, wasgelegenheden en verwarming.

"Maar ik zie het ook als een voorrecht dat ik hier mag wonen", vervolgt Van Lynden. "Ik heb een sterke emotionele band met het erfgoed. Het is ook heel bijzonder, want wij stammen nog steeds af van degenen die het huis kort na 1300 hebben gebouwd (het echtpaar Van Voorst-van Keppel, red.). De reden dat ík hier nu woon is omdat ik de oudste zoon ben. Ik moest wel."

  

   

Renoveren is één van de dagelijkse beslommeringen. Het kost niet alleen veel tijd maar ook nog flink wat geld.

 

 

Dierbaar

Veel mensen zullen er misschien van dromen ooit op zo'n mooi historisch buitengoed te wonen. Luxe weekendjes weg in een pittoresk slot zijn erg populair en ook trouwen op een kasteel is nog altijd favoriet. Maar mevrouw Van Lynden stond absoluut niet te trappelen toen zij voor het eerst in 1966 haar intrek nam op Keppel. "Het was om te vernikkelen zo koud", herinnert zij zich. "In die tijd hadden we nog geen centrale verwarming en ook het elektriciteitsnet was nog niet zo solide. Ik had met de bonnetjes van de supermarkt voor een straalkacheltje gespaard en die heb ik toen boven de aankleedtafel van de baby gehangen. Eén keer had het zelfs zo gevroren dat het water in de gracht naar beneden werd gedrukt door de dikke laag ijs en uit het afvoerputje in de badkamer weer naar boven kwam. Ook kan ik me herinneren dat de stoppen constant doorsloegen, maar er is hier geen centrale meterkast. Ik liep dan in het pikkedonker met een zaklamp door het huis op zoek naar de juiste kast."

"Weet je hoe dat komt?" vervolgt meneer Van Lynden het verhaal: " Grootmoeder was namelijk bang om in het donker te komen zitten. Zij liet daarom per verdieping één meterkast aanleggen en iedere kamer is op ten minste twee van die meterkasten aangesloten. Echter, vandaag de dag weten wij nog steeds niet precies welke kamer op welke meterkast is aangesloten."

 

De danszaal met aan de wand de vele familieportretten.

  

Griezelig

Maar eng is het absoluut niet in het enorme pand. Mevrouw Van Lynden: " Als hier al spoken zijn, dan moeten het wel hele lieve zijn. De geesten vinden het volgens mij alleen maar heerlijk als we weer eens met de hele familie aan het kerstdiner zitten. Zelfs de kleinkinderen vinden het niet griezelig. Ook al kijken tientallen portretten van eeuwenoude voorvaderen hen streng aan als ze door de gang lopen, bang zijn ze nooit. Het huis heeft ook zo'n positieve uitstraling.

Dat vind ik nu één van de grote voordelen van hier wonen: iedereen geniet zo enorm van deze omgeving. Het terrein is zo fijn en wie heeft er nu een huis waar je al je kinderen en kleinkinderen in kunt bergen? En ook al moet ik daar iedere dag hard voor lopen, het plezier dat we eraan beleven weegt op tegen alle minpunten."

Maar privacy is soms ver te zoeken op het historische landgoed. De bordjes vanaf de dorpsstraat in Laag-Keppel (misschien wel het kleinste stadje van Nederland) zeggen wel dat het kasteelterrein niet toegankelijk is voor onbevoegden; de dagelijkse aanwas van nieuwsgierigen en andersoortige geïnteresseerden is nog één van de ongemakken die het wonen op een kasteel met zich meebrengt.

"Regelmatig staan hier mensen op de fiets voor de deur met de mededeling: 'We komen even kijken, het ziet er zo mooi uit'. Zo was er eens een meneer die aanbelde omdat hier onder de oude plataan -de oudste van ons land- een zeldzaam plantje zou groeien. Hij wist alleen niet waar. Dan ga je maar op zoek met zo'n man om uiteindelijk een onooglijk plukje groen te vinden. Ik was er al honderd keer met de grasmaaier overheen gegaan, maar blijkbaar is het daartegen bestand. Een andere keer kwam iemand van de vogelbescherming om de uilenkisten te controleren. Ik wist niet eens dat ik die had. Maar nu heb ik er weer een klusje bij, hoor."

 

De salonkamer waar gasten worden ontvangen.

  

 

Renovatie

Naast de dagelijkse beslommeringen blijven de financiën nog wel de grootste zorg om het monument in goede staat te houden. "Een renovatie aan de stallen, vloeren, het schilder- of houtwerk kost zo twee miljoen euro. Ik heb het niet", zucht de baron. "Gelukkig is daar dan de stichting voor, maar die moet ook beheerd worden, anders is het geld zo op. Het huis permanent openstellen voor publiek is niet echt een optie, want daar komen ook weer zo veel dingen bij kijken: brandveiligheid, suppoosten, administratie en organisatie. Laat staan dat rolstoelgebruikers de trappen niet opkomen. Daarnaast is de inrichting niet bijzonder waardevol."

"Van de inboedel was na de Tweede Wereldoorlog weinig over. Het kasteel werd namelijk gevorderd door de Duitsers en gebruikt als militair hospitaal. Er stond een groot rood kruis op het dak waardoor het waarschijnlijk wel gespaard is gebleven voor bombardementen. Echter, uit voorzorg voor plunderingen heeft mijn grootmoeder al het zilver begraven in het bos en kaarten gemaakt van de ligplaats; zo veel stappen vanaf de grote eik enzovoort. Na de oorlog waren alle bomen echter gekapt en de mappen weinig waardevol. We hebben het zilver nooit meer teruggevonden."

 

In het torentje bij de stallen is nog een heuse gevangeniskamer.

  

Onbeschadigd
"Ook de spullen die in de gracht zijn gegooid, met het idee; die vissen we later wel weer op, zijn zo ver in de blubber weggezakt, dat ze nooit meer boven water zijn gekomen. Het meest trieste is nog wel dat alle meubels en waardevolle schilderijen waren opgeslagen in een boerenschuur die tijdens een beschieting in brand is gevlogen. Het enige dat er onbeschadigd uitkwam is een houten kastdeurtje met schildering. Maar gelukkig was de enorme collectie familieportretten onaangetast. Die waren op zolder opgeslagen en daar is gek genoeg tijdens de oorlog niemand aangekomen!"

 

Bron: www.woonkrant.nl

 

.

                                              

 

                                                                                                          

JASNL © 2010 • Privacy Policy • Terms of Use                 Stichting Jane Austen Society NL     KvK. 34390259                                                                                          

                                                                                                                                                                              

 

 

 

                                                                                                                       

           

 

 

                                                                                 Jane Austen Society

                                               Nederland